De scherptediepte wordt groter naarmate we het diafragma kleiner maken. Een diafragmaopening van F/2.8 geeft daarom een kleinere scherptediepte dan een diafragmaopening van F/8.
Het voorbeeld hiernaast laat boven de scherptediepte zien bij een diafragma van F4 (veel licht, weinig scherptediepte) en rechts een diafragma F11 (weinig licht, veel scherptediepte).
Naast een groter diafragma wordt de scherptediepte ook kleiner wanneer:
- Dichter bij het object wordt gefotografeerd;
- Een grotere brandpuntafstand wordt gebruikt.
Het eerste punt is voor onderwaterfotografie een lastig gegeven, omdat een gouden regel is dat we dicht bij het te fotograferen object willen zijn. Gelukkig geeft de kortere brandpuntsafstand weer een grotere scherptediepte. Een 50 mm lens zal een viermaal grotere scherptediepte geven dan 200 mm lens.
Even theoretisch:
Bij gelijke afstand tot het object en gekozen diafragma is de scherptediepte omgekeerd evenredig met het kwadraat van de brandpuntsafstand.
Wanneer op een bepaalt punt is scherpgesteld zal de scherptediepte achter dit punt groter zijn dan ervoor. Dit is een belangrijk gegeven wanneer wordt geprobeerd b.v. een kreeft met een zo groot mogelijke scherptediepte te fotograferen. Hoe dit in de praktijk uitpakt is een kwestie van veel oefenen.